Bij de brand van de Universiteitsbibliotheek Leuven in 1914 gingen meer dan een kwart miljoen boeken en manuscripten verloren. 26 jaar later brandde het opnieuw af.
In mijn laatste post schreef ik over de 1566 beeldenstorm in de Lage Landen. Hier beschrijf ik twee andere grote vernielingsdaden die een deel van België verwoestten en leidden tot het verlies van mensenlevens, eigendommen en kostbaarheden.
Driehonderdvijftig jaar na de beeldenstorm was Leuven een welvarende universiteitsstad met een rijk architectonisch erfgoed. De Universiteitsbibliotheek Leuven, gevestigd in de 14de-eeuwse lakenhalle, was een bijzonder fraai gebouw. Het werd opgericht in 1425 en bezat uitzonderlijke collecties. Deze omvatten theologische literatuur uit de vroegchristelijke periode, middeleeuwse manuscripten en geschriften uit de gouden eeuw van het humanisme.
Augustus 1914
Op de ochtend van 19 augustus 1914 arriveren Duitse troepen in Leuven. Het stadsbestuur was goed voorbereid. Ze hadden alle wapens in particuliere handen in beslag genomen en waarschuwingen gepubliceerd dat alleen het Belgische leger bevoegd was om militaire actie te ondernemen (hoewel het de vorige dag al was vertrokken). De reden voor deze maatregelen was het nieuws over de wreedheden langs de invasieroute: 640 burgers gedood in Luik; 156 in het nabijgelegen Aarschot.
In de loop van de dag viel infanterie de stad binnen. Ze werden gevolgd door artillerie, ambulances en mobiele veldkeukens. Het Duitse 1e leger maakte van Leuven hun hoofdkwartier, en veel van de 15.000 troepen werden ingekwartierd bij de lokale bevolking, die voor eten en drinken moest zorgen.
Alles bleef rustig tot de avond van 25 augustus, toen onverwachts een trein het station binnenreed. Duitse soldaten, die dachten dat het vijandelijke troepen vervoerde, openden het vuur. Andere troepen die in de stad waren gestationeerd, dachten dat Belgische burgers aan het schieten waren en stormden onmiddellijk de straat op en begonnen op hun huizen te schieten. De trein vervoerde eigenlijk een terugtrekkende Duitse eenheid die in het noorden was aangevallen door het Belgische leger, maar bij gebrek aan deze informatie brak er paniek uit.
Doodsbange inwoners werden uit hun huizen gesleurd, geslagen en neergeschoten. Executies werden uitgevoerd op de enkele verdenking dat iemand had geschoten. De doden werden in sloten gedumpt. Huizen werden in brand gestoken.
Tegen middernacht braken troepen de bibliotheek van de Katholieke Universiteit Leuven binnen en staken die ook in brand. Tegen het ochtendgloren was er weinig meer over van het gebouw en zijn collecties. De bibliotheek bleef dagenlang branden. Naast het verlies van 300.000 boekdelen gingen de beroepsdocumenten van 58 notarissen, advocaten, rechters, artsen en professoren verloren.
In totaal kwamen 248 Leuvenaars om tijdens de verwoesting van Leuven en werden 1.500 per spoor in veewagens naar Duitsland gedeporteerd.
“De stad was zo dood. Er was niets te horen dat de diepe stilte verbrak, behalve het sinistere geknetter van huizen die in brand stonden.”
Een getuige in Leuven, 27 augustus 1914
Hierna werd de stad acht dagen lang geplunderd, waarbij troepen meubels, kunstwerken, zilverwerk, linnengoed, muziekinstrumenten en wijn meenamen. Wat niet meegenomen kon worden, was kapot.
De verwoesting van Leuven wekte internationale verontwaardiging. De Nieuwe Rotterdamsche Courant schreef: “Het is zo verschrikkelijk dat de hele wereld er met de grootste droefheid kennis van moet nemen.” Intellectuelen in Italië veroordeelden de “culturele wreedheden” en 40 journalisten protesteerden publiekelijk tegen de “barbaarsheid”.
Na de oorlog namen de Amerikanen de leiding over de bouw van een nieuw onderkomen voor de Universiteitsbibliotheek. Onder het Verdrag van Versailles moest Duitsland ter compensatie voor 13 miljoen mark aan boeken schenken. Er werd gekozen voor een nieuwe locatie – Ladeuzeplein – waar van 1921 tot 1928 de nieuwe bibliotheek werd gebouwd. Ze werd ontworpen door de Amerikaanse architect Whitney Warren in Vlaamse neorenaissancestijl. In 1939 lagen er zo’n 900.000 boeken in de schappen.
mei 1940
Op 16 mei 1940 werd het echter opnieuw in de as gelegd. De exacte gebeurtenissen zijn in nevelen gehuld. Het was zeker een verwarrende tijd; op een gegeven moment trok het Britse leger zich terug vanuit het westen van Leuven, terwijl het Duitse leger oprukte naar de oostelijke buitenwijken.
Er is een geverifieerd verhaal dat Duitse artillerieofficieren ten oosten van Leuven een lokale boer vroegen om de Amerikaanse bibliotheek in Leuven aan te wijzen zodat ze die konden beschieten. Er zijn zeker sporen van granaten gevonden in de toren en het Duitse leger was er altijd snel bij om geallieerde oorlogsmonumenten uit de Eerste Wereldoorlog te vernietigen, dus er zou een kern van waarheid in het verhaal kunnen zitten. Daarentegen werden in de uitgebrande opslagruimten sporen van benzine aangetroffen, wat wijst op brandstichting.
De schade was nog groter dan in 1914. Bijna een miljoen banden gingen verloren – drie keer zoveel als voorheen. Onder hen bevonden zich exemplaren van elk boek dat in Nederland werd gedrukt in de Incanabula-periode (vóór 1500) en enorme collecties van Duitse geleerden uit de jaren 1920.
Als er een menselijk gezicht kan worden gegeven aan de Vlaamse geest om te herbouwen na de zware verwoesting van Leuven, dan is het dat van monseigneur Etienne van Cauwenbergh, de lankmoedige hoofdbibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek van Leuven van 1919 tot 1961. Niet één keer, maar twee keer moest hij zijn bibliotheek uit de as herbouwen en aanvullen.